Zoals ik in mijn vorige nieuwsbrief (Een aarde zonder mensen) schreef: ik raakte geïnspireerd door de zin die Rumi (filosoof en dichter van Perzische afkomst en soefi-mysticus) schreef. Er is een veld voorbij goed en kwaad. Daar zullen we elkaar ontmoeten.
Ik schreef in die nieuwsbrief ook: "Sinds ik die zin las, hou ik me eraan vast als aan een reddingsboei. Misschien bestaat dat veld, maar kom ik daar alleen als ik niet verdrink in dualiteiten. De mens is niet goed. De mens is niet slecht. De mens is - zoals alles is.”
Van het één kwam het ander. En dus schreef ik voor Poetry.Circle (een ontwikkelingstraject waar ik aan mee doe in Arnhem) een tekst, een gedicht. En droeg het inmiddels al een aantal keer voor. Komt ‘ie:
Zeg me waar de bloemen zijn en ik zeg je waar het vrede is
Er is een veld voorbij goed en kwaad
en daar ontmoeten wij elkaar.
De waarheid is een vrouw die alle kinderen
van de wereld baarde en zelf toch steeds
onbegrepen werd.
Ook ik werd geboren uit haar en ze vertelde me
een verhaal. Ik ben haar woorden vergeten
maar als ik duiven zie vliegen herinner ik me
dat ook haar woorden vlogen, zich lieten vallen
door de lucht, en werden opgevangen. En ik wilde
dat ze nooit zou stoppen.
Er is een veld voorbij goed en kwaad
en daar ontmoeten wij elkaar.
Een afgesproken locatie. Mijn schouders
zijn ontspannen voor het eerst in dagen
en ik adem uit als we samen
tussen de paardebloemen neerstrijken
- op dit levende, gele veld.
Witte pluisjes overal, uitgebloeide bloemen -
een wensenregen en ik wens
een god van alles, een wijsheid
die weet waarom we pijn hebben - wij en zij
die geen keuze hebben. Ik wens een wijsheid
die weet waarom - zoals een arts weet waarom
het been eraf moet, een mes pakt, recht
door de pijn heen snijdt en zo
een leven redt.
Zeg maar waar de bloemen zijn
en ik zeg je waar het vrede is:
onder alle lagen van aangeraakte
huid. Daar vloeit iets
helder en zacht. Zeg me
waar de bloemen zijn en luister
naar het zoemen van de hommels. Dans
met je armen om mij heen en we blijven plakken
en smelten. Want in alle bloemen
stroomt hetzelfde sap. Ik lik het op en zing:
er is een veld voorbij goed en kwaad, en daar
ontmoeten wij elkaar.
Ik wil herinneren wat ze zei - de moeder
die de waarheid is. Zij die alle kinderen baarde -
wat riep ze uit in haar barensweeën? Wat klonk
er door in haar kreten?
Ze zat op handen en knieën. Rechter been,
linkerbeen - en uit haar midden een licht
zo fel. Ze koos voor de pijn die haar verscheurde
omdat zo door haar heen de waarheid gutste.
Bij elk kind weer opnieuw.
De duiven, zei zei - ik herinner het me nu.
De duiven kennen de waarheid
als ze samen opvliegen, is er alleen nog maar
een middelpunt dat alles behelst.
De waarheid is een moeder die alle kinderen
ter wereld baarde. En bij elke geboorte
lost ze zelf even op en is ze daar. In de pijn
in het bloed, in het lichaam wiens grenzen vervagen:
want alle huid smolt en smelt
nog steeds. Totdat alles stil wordt
en wit - wit van pluisjes paardebloemen.
Er is een veld voorbij goed en kwaad - daar
waar alles bestaat dat wordt geboren.
Ik herinner het me.
Ik blaas de witte pluisjes zaden
verder en verder - op dat er altijd en overal
gele bloemen
zullen groeien.

‘Hoe groot is dat veld?’
Vandaag fietste ik naar het station. Ik nam de niet-toeristische (maar wel snelle) route langs een autoweg vol auto’s en lawaai. Omdat ik teksten graag uit mijn hoofd leer (of: uit mijn hart) besloot ik hardop het gedicht voor te dragen. Inmiddels heb ik dat al vaak genoeg gedaan, dus de woorden vloeiden zonder aarzelingen uit mijn mond (HA HA. Ik kreeg autocorrectie: moeder, in plaats van mond. Tja).
Al sprekend fietste ik verder. Niemand voor me, niemand achter me. Totdat ik een stoplicht naderde. Ik hield wijselijk mijn mond. Twee jongens aan de overkant naderden het kruispunt, van links. Zij kregen groen. De ene fietste voorop, draaide zich om en riep naar de ander: “Hoe groot is dat veld?”
Hu?!
Hoe groot is dat veld. Het was duidelijk niet tegen mij bedoeld. Dus iets in mij wilde het wegwuiven: ‘hij bedoelde vast een voetbalveld’. Maar sommige toevalligheden zijn te bijzonder (en te leuk!) om zomaar voorbij te laten gaan.
‘Ik weet niet hoe groot het veld is!’ - had ik terug kunnen roepen. ‘Misschien zo groot als we geloven hopen, willen en dromen dat het is? Kan zijn, of zal worden?!’
Maar vandaag, ook vandaag hield ik mijn mond, en fietste lachend verder.
Mijn naam is Kitty Munnichs. Ik schilder, schrijf gedichten, maak podcasts en audioverhalen. Ik schrijf over en onderzoek mijn relatie tot de natuur (die ik ontegensprekelijk en boven alles zelf ook ben). Ik schrijf over aandachtig leven en kijken (en ruiken)!
In deze nieuwsbrief lees je maandelijks poëzie (van mij en van anderen), bespiegelingen op het leven en overpeinzingen.
Op de hoogte blijven? Abonneer je hier (klik op de knop hieronder :-))))